Catedral de Santa Eulalia

Categorie: 
Barcelona
Dutch

De oorspronkelijke basiliek uit de 6de eeuw, die reeds aan stadspatrones Eulalia en het Heilige Kruis was gewijd, werd in 985 verwoest bij het beleg door Almansor (Al Mansoer), regent van het kalifaat van Córdoba. Resten daarvan zijn overgebracht naar het Museo de Historia de Barcelona. Omstreeks 1046 nam bisschop Guislaubert het initiatief tot herbouw. Van deze Romaanse kerk zijn o.a. de reliëfs aan de Puerta de San Severo bewaard gebleven in de huidige gotische kathedraal met omgangskoor, straalkapellen en kloostergang, waarvan de bouw in 1298 onder Jaime II el Just (de Rechtvaardige) werd begonnen. Inscripties ter weerszijden van het portaal van San Ivo herinneren aan de eerstesteenlegging. De eerste schriftelijke bronnen over de bouwgeschiedenis vermelden dat in 1317 Jaime Fabre uit Palma de Mallorca tot bouwmeester werd benoemd. In 1381 was de overkapping van het transept gereed. Onder bouwmeester Bernat Roca 1365-1388) begon men aan de kloostergang (1382) en de twee achthoekige klokkentorens (voltooid in 1389). Een van de belangrijkste bouwmeesters van de Catalaanse gotiek, Arnau Bargués ontwierp de tussen 1405 en 1415 gebouwde kapittelzaal (Sala Capitular). Het schip bestaat uit drie beuken met elke vijf traveeën, en hoge zijkapellen. Vanwege de zijbeukgalerijen tussen de steunberen en de kleine ronde vensters in de lichtbeuk maakt het interieur een zeer donkere indruk. De plaatsing van de koepeltoren boven de eerste travee van het middenschip, direct achter het hoofdportaal is ongebruikelijk. Deze werd samen met de neogotische façade, pas aan einde van de 19de eeuw aangebracht door August Font naar een ontwerp van Meester Carlí uit 1405. De toren is voltooid in 1913. Zoals bij vele gotische gebouwen in Catalonië valt ook hier de benadrukking van de constructieve elementen op die nauwelijks zijn gedecoreerd. Er is duidelijk spraak van een neiging tot vereenvoudiging en monumentale soberheid, geïnspireerd op de gotiek uit ZW-Frankrijk. Het indrukwekkende koor neemt twee traveeën van het middenschip in beslag. Aan de noordzijde valt de fijnbesneden zeshoekige eiken preekstoel op, een werkstuk van Pere Sanglada (1403). Hij was ook verantwoordelijk voor met de grappige misericordia aan de onderkant van de klapzetels (1399). De onderste rij zitplaatsen is in 1456 toegevoegd door Marciá Bonafé. De sierlijke laatgotische baldakijnen zijn het werk van de Duitse beeldhouwer Michael Luschner (1484). Ter gelegenheid van het 19de, door Karel V bijeengeroepen Kapittel van de Orde van het Gulden Vlies in 519 schilderde Juan de Borgoña de wapens van de aanwezige ridders (o.a. Hendrik VIII van Engeland en Frans I van Frankrijk) boven de voor hen gereserveerde zetels. Op het trascoro zien we vier schitterende, door zuilen gescheiden marmeren reliëfs met voorvallen uit het leven van Eulalia, in 1520 vervaardigd door Michelangelo's leerling Bartolomé Ordoñez en na diens dood voltooid door Pedro Villar (1564). Het Renaissance orgelfront dateert uit 1539. In verband met een modernisering van de liturgische ruimte werd het 14de eeuwse gotische altaar in 1970 verwijderd en overgebracht naar het naburige San Jaime. In de twaalfvoudig gewelfde crypte onder het hoogaltaar staat op fantasiezuilen de marmeren sarcofaag van de H. Eulalia gebeeldhouwd door een leerling van Giovanni Pisano. Boven de 14de-eeuwse bisschopszetel in het presbyterium bevindt zich een kruisigingtafereel van de beeldhouwer Frederico Marés. De straalkapellen hebben gotische en barokke altaren. Het opmerkelijkst is het retabel 'Christus verheerlijking op Thabor'(1447) van Bernat Martorell de belangrijkste schilder van de Catalaanse gotiek. Tegen de muur naast de sacristie staan de met rood fluweel beklede sarcofagen van de Romaanse kathedraal, Ramón Berenguer de Oudere en zijn gemalin Almodís. De gotische van San Raimundo de Peñafort in de gelijknamige kapel komt uit de verwoeste kerk van Santa Catalina. In de zeer hoge Capilla del Santísimo de voormalige kapittelzaal met zijn prachtig sterrengewelf uit 1415 hangt boven het 17de-eeuwse albasten graf van San Olegario met een gotisch beeld van de heilige het hooglijk vereerde crucifix Christus van Lepanto. Dat zou de boeg van het admiraalsschip van opperbevelhebber Don Juan d'Austria hebben gesierd tijdens de zeeslag tegen de Turken bij Lepanto in 1571. Door de nog van de Romaanse kerk resterende Puerta de San Severo met opvallend geometrische archivolten betreedt men de in 1382 begonnen en in 1448 voltooide kloostergang, die een schilderachtige tuin omsluit. In het lavathorium (Pabellón de Sant Jordi) is de Catalaanse nationale heilige Sant Jordi (Joris) twee maal te zien: op de fontein en op de sluitsteen van het gewelf. Op Sacramentsdag (de donderdag acht weken na Pinksteren), die met een indrukwekkende processie wordt gevierd, kan men in het lavathorium het zogeheten "l'ou com balla" (het dansende ei op de waterstraal) bewonderen. Tot de bijzonderheden van de kloostergang behoren de kapellen aan drie zijden van de galerij evenals de daarin opgenomen Capilla de Santa Lucía uit 1268. De kapitelen van het fraaie portaal tonen scènes uit het paradijs en de verkondiging aan Maria. De kerkschat in de sacristie bestaat o.a. uit een prachtige gotische monstrans met verguld zilveren troon. Het 'Museo Capitular' bezit o.a. een onmiskenbaar door de vroeg-Nederlandse schilderkunst beïnvloedde piet die in 1490 door Bartolom‚ Bermejo werd geschilderd voor het altaar van de privé-kapel van de eveneens afgebeelde aartsdeken Lluís Desplá. Ook bezienswaardig zijn een gepolychromeerd reliëf 'Allerheiligen' en het terracottabeeld van de H. Eulalia dat ooit de Puerta de Santa Eulalia tooide (beide 15de eeuw).